Foei, roepen we dan, een premier onwaardig. Maar Rutte staat niet voor niks al tien jaar aan het roer; hij is dé premier van de Twittergeneratie, die haarfijn aanvoelt dat je vandaag de dag af en toe zoiets lomps moet roepen. Dat wekt de suggestie van vertrouwelijkheid, van ons-kent-ons, van gewoon spontaan roepen wat je denkt.
Femke Halsema is ook zo iemand. Op en top politica van nu, joviaal in de omgang, net als Rutte slim genoeg om af en toe gewoon maar iets te roepen voordat ze nadenkt. Zoals recent over de Hillsongkerk. Er was in de Amsterdamse gemeenteraad wat rumoer over omdat deze hippe evangelicale beweging ‘conservatieve standpunten’ zou hebben over homoseksualiteit.
Zonder enige kennis van zaken riep de burgemeester vervolgens dat ze die club wel eens op het matje zou roepen, en dat het aanbieden van ‘homogenezing’ toch echt onacceptabel was – terwijl daar in het geval van Hillsong niet eens sprake van was.
Ook deze commotie zal, net als die van Rutte en de voetbalsupporters, wel weer snel overwaaien. Maar wat deze storm in een glas water laat zien, is dat de meningsvrijheid – of fundamenteler nog: de godsdienst- of gewetensvrijheid – helemaal niet gediend is bij dit argeloos geroeptoeter zonder kennis van zaken. Het maakt het debat overspannen, voedt het onderlinge wantrouwen, smoort de ademruimte die nodig is om te komen tot échte, diepere, doorleefde overtuigingen.
Al twee decennia hebben links én rechts geroepen dat de politiek weer meer ‘van de straat’ moet zijn, de kloof tussen burger en politiek moest en zou kleiner. Maar een parlement of raadszaal is geen kroeg, en dat is niet voor niets zo. Misschien hadden we ook daarover beter eerst kunnen nadenken, voordat we begonnen te roepen om deze tirannie van ‘zeggen wat je denkt’.